Doordat de wereldbevolking groeit moet er ook meer eten komen. Een deel van het eten komt van het land. Er zijn 3 soorten landbouw:
• Akkerbouw
• Veeteelt
• Tuinbouw
Planten van akker- en tuinbouw heten voedingsgewassen. Dieren die in het veeteelt worden gehouden, noemen we landbouwhuisdieren.
Maar er zijn best wat mensen die kritiek hebben op veeteeltbedrijven. Zij waren oorspronkelijk graasbedrijven. Zij hebben koeien, schapen, geiten of paarden die veel ruimte hebben. Tegenwoordig zijn er ook veel veehouderijen met weinig grond. Deze manier van veeteelt heet intensieve veehouderij of bio-industrie. Omdat boeren weinig ruimte hebben worden de dieren in hokken gehouden. Dat heet een hokdierbedrijf. Dieren leven daar met heel veel in een klein hok en hebben weinig ruimte.
Omdat een bio-industrie veel dieren heeft, krijgt hij ook veel vlees, melk of eieren. Maar er is ook een groot mestoverschot. Uit dat mest komen gassen vrij. Een van die gassen is een broeikasgas, en een ander gas zorgt voor verzuring van de bodem. Deze gassen vervuilen dus weer het milieu. Ook komt er CO2, methaan en lachgas vrij bij het houden van veeteelt. Dat warmt de aarde ook op.
Om dat op te lossen kan je beter biologisch vlees eten. Daarbij hebben de dieren meer ruimte en eten ze andere producten. Het is niet alleen goed voor de dieren maar ook voor het milieu. Er komen namelijk ook minder gassen vrij.
Ook is het goed om insecten te eten. Overal ter wereld – behalve in Europa en Noord-Amerika - worden insecten gegeten. Het is heel gezond en duurzaam. Insecten bevatten veel eiwitten, ijzer en vitamines. Ze hebben minder vet en het vet dat ze hebben bevat meer onverzadigde vetten. Om insecten te kweken is veel minder grond nodig en er komt veel minder koolstofdioxide vrij dan bij veeteelt. Ze hebben minder vet nodig, dus er is ook minder mest. Zo komen er dus ook minder gassen vrij. Dus hou je de lucht schoon.



Maak jouw eigen website met JouwWeb